Euthanasie kan niet gezien worden als het summum van humanisme

Het euthanasiedebat is opnieuw volledig losgebroken. Dit door enerzijds de getuigenis in Artsenkrant 2275 en Tertio 673 van een zoon wiens moeder werd geëuthanaseerd zonder zijn medeweten, en anderzijds de euthanasie van een 45-jarige dove eeneiige tweeling die de gedachte blind te worden niet langer kon dragen. Zoals is gebleken uit de verschillende krantenartikelen, werd in beide gevallen de aanvraag naar euthanasie goedgekeurd door het ULTeam, verbonden aan het Universitair Ziekenhuis Brussel. In een opiniestuk gepubliceerd in De Morgen waarschuwt filosoof Filip Buekens voor dit ongecontroleerd sociale experiment waarmee we nu ten volle worden geconfronteerd. De vlotheid waarmee euthanasie wordt toegepast, moet ons dan ook zorgen baren.

De Vitruviusman (c. 1485) van Leonardo da Vinci

Broederlijkheid

Het vrijwillig kiezen voor de dood kan in een aantal noodsituaties inderdaad de meest menselijke oplossing zijn, maar dit hoeft niet in strijd te zijn met de joodschristelijke traditie. De geschiedenis leert ons namelijk dat reeds in het oude Rome in bepaalde omstandigheden het kiezen voor de dood als bijzonder eervol werd gezien. Het niet kiezen voor de dood werd in deze gevallen als lafheid beschouwd. 

In humanisme is solidariteit of broederlijkheid één van de centrale waarden. Het is dan ook van belang om rekening te houden met het psychische en fysieke welzijn van de andere. In een humanistisch gedachtengoed heeft bijgevolg niemand zomaar automatisch het recht om uit het leven te stappen zonder de afweging van wat de mogelijke consequenties van deze daad kunnen zijn voor anderen. Diegenen die kwetsbare mensen begeleiden in hun euthanasie-aanvraag moeten daar dan ook rekening mee houden. Dat geldt zeker ook in het geval van ondraaglijk psychisch lijden.

Kwetsbare mensen zijn dikwijls extra gevoelig voor suggestie. De gedachte dat men ‘ondraaglijk’ lijdt, kan vanuit een autoriteitspositie worden ondersteund waardoor deze mensen zich hier nog meer naar zullen gedragen. Het huidige euthanasiedebat heeft niets meer te maken met een christelijke opvatting waar het ‘Leven’ een absolute waarde is en waarbij het ‘Lijden’ een positieve invulling kan krijgen. De indruk die aanhangers van de huidige euthanasiewet telkens opnieuw wekken, is dat ‘wie tegen euthanasie is, een ouderwetse katholieke conservatief is die geen plaats meer kan hebben in onze postmoderne samenleving’. Een humanistische maatschappij moet echter kunnen aanvaarden, respecteren en toelaten dat óók deze waarden in alle ‘vrijheid’ kunnen worden beleefd.

Vrijheid

Hoe kan men dan wel met euthanasie op een vrijzinnig humanistisch wijze omgaan? Vandaag wordt dat herleid tot de absolute vrijheid van het individu en dat er bovenal geen God mag worden bijgehaald. De aanhangers van de versoepeling van euthanasie claimen ten onrechte het humanistische gedachtegoed waarin sommige vrijzinnigen vervolgens meelopen om hun vrijzinnigheid te uiten. We vragen ons af of deze mensen het egoïsme in onze samenleving niet nog extra versterken door de vrijheid van het individu absoluut te plaatsen en geen of onvoldoende rekening houden met de sociale omgeving ervan.

Vrijzinnige humanisten zijn zoekers die op basis van emotie en ratio op eigen kracht een levensloop proberen uit te bouwen die de gelijkheid, de vrijheid en solidariteit van en tussen alle mensen zoveel mogelijk proberen te bevorderen. Dit in het besef dat elke ‘vondst’ slechts voorlopig kan zijn en voortdurend moet kunnen herzien worden.

We zijn de mening toegedaan dat het debat op een fundamenteler niveau moet worden gevoerd. We moeten ons durven afvragen hoe in het discours over euthanasie het evenwicht tussen de zelfbeschikking én de verantwoordelijkheid voor de ander in rekening kan worden gebracht. Hiermee zal men ook dienen na te gaan wat de mogelijke psychosociale gevolgen kunnen zijn van de huidige toepassing van de euthanasiewetgeving en hoe elke euthanasie-aanvraag beter in de haar specifieke bredere context kan worden geplaatst. Dit debat zal natuurlijk in wetteksten dienen te worden omgezet, maar het moet de context kunnen creëren waarin de wet zal worden toegepast.

Gaston Moens, Emeritus Vrije Universiteit Brussel
Steven Bieseman en Tom Mortier, Katholieke Hogeschool Leuven

Deze tekst werd als opiniestuk gepubliceerd op 25 januari 2013 in Artsenkrant.

Geen opmerkingen: